-
1 person-to-person
person-to-person♦voorbeelden: -
2 wire
adj. van draad gemaakt; op draad gelijkend--------n. metaaldraad; kabel, draad; ijzerdraad; snaar; prikkeldraad; telefoon kabel; telegraaf; telegram; val (om iet te vangen)--------v. telegraferen; met een draad vastmaken; bedraden (elek.); telegram verzenden; elektronisch afluisterapparaat installerenwire1[ wajjə]♦voorbeelden:2 by wire • telegrafisch, per telegram→ live live/♦voorbeelden:————————wire2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 met (een) dra(a)d(en) vastmaken/verbinden -
3 wiretap
adj. v.h. afluisteren van de telefoon--------n. het afluisteren (via de telefoon)--------v. afluisteren v. telefoonwiretap -
4 connection
n. aansluiting; relatie; verband; verbinding; natuurlijk verband; het verbinden; samenhang, verwijzing naar iets; transportatieverbinding, die continue diensten aanbiedt tussen transportatiemogelijkheden; communicatiemiddelen (als telefoonverbinding); leverancier van drugs, drughandelaar (Slang); handel van illegale drugs (Slang)1 verbinding ⇒ verband, aansluiting♦voorbeelden:cut the connection • de verbinding/band verbrekenmiss one's connection • zijn (bus/trein)aansluiting missenin this connection • in dit verbandin connection with • in verband met -
5 busy signal
-
6 busy
adj. druk; bezet--------v. bezig zijn met; het druk hebben metbusy1[ bizzie] 〈bijvoeglijk naamwoord; busily; busyness〉1 bezig ⇒ druk (bezet), bedrijvig♦voorbeelden:it's been a busy day • het is een drukke dag geweestI'm busy cleaning • ik ben (druk) aan het schoonmakenshe's busy at/with her work • ze is druk aan het werkhe's busy with a book • hij werkt aan een boek2 the line is busy • de lijn is bezet, het toestel is in gesprek————————busy2〈werkwoord; busied〉♦voorbeelden: -
7 ring
n. bel; ring; cirkel; kring; geluid; piste--------v. bellen, telefoneren; omsingelen, omringenring1[ ring]1 ring ⇒ kring; piste, arena♦voorbeelden:her offer has a suspicious ring • er zit een luchtje aan haar aanbodII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 het boksen ⇒ bokswereld, ring2 circus ⇒ circuswereld, piste♦voorbeelden:————————ring2〈 werkwoord〉————————ring32 bellen ⇒ de klok luiden, aanbellen♦voorbeelden:1 ring true • oprecht/gemeend ken→ ring up ring up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen/laten rinkelen ⇒ luiden♦voorbeelden:→ ring up ring up/ -
8 tap
n. kraan; kurk; klop--------v. een kraan aansluiten; uitwringen, afpersen ; afluisteren; kloppentap1[ tæp]♦voorbeelden:1 turn the tap on/off • doe de kraan open/dichton tap • uit het vat, van de tap; 〈 figuurlijk〉meteen voorradig, zo voorhandena tap on a shoulder • een schouderklopjeII 〈meervoud; werkwoord voornamelijk enkelvoud〉 〈Amerikaans-Engels; leger〉1 (trommel/hoorn)signaal 〈voor lichten uit; ook op militaire begrafenis〉————————tap2〈 tapped〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen tikken/kloppen♦voorbeelden:tap out a message • een boodschap uitzendenher telephone was tapped • haar telefoon werd afgeluisterdtap off wine from a cask • wijn tappen uit een vattap new sources of energy • nieuwe energiebronnen aanboren
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский